Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1241

Datum uitspraak2003-12-24
Datum gepubliceerd2004-01-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers51576 / KG ZA 03-208
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Geschil betreft de intrekking van de benoeming van eiseres als bestuurslid van de Stichting. Eiseres vordert toelating ter vergadering en terhandstelling van de vergaderstukken. De vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

rolnummer : 51576 / KG ZA 03-208 datum : 24 december 2003 RECHTBANK DORDRECHT Vonnis in kort geding in de zaak van X, wonende te Dordrecht, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, advocaat en procureur mr. M.K.J. Wessels, tegen de stichting De Veer Stichting, gevestigd te Dordrecht gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, advocaat en procureur mr. H.W.F. Klarenaar. Partijen worden hieronder aangeduid als X en de Stichting. Het procesverloop 1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 11 december 2003 kennis genomen van de volgende processtukken: * dagvaarding van 3 november 2003, * conclusie van antwoord tevens akte houdende voorwaardelijke eis in reconventie, * pleitnotities van mr. Wessels, voornoemd, * pleitnotities van mr. Klarenaar, voornoemd, * de door beide partijen overgelegde producties. De vaststaande feiten in conventie en in reconventie 2. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan: 3. Blijkens de (gewijzigde) statuten van 19 september 1986 heeft de Stichting als doel het verlenen van financiële en andere hulp in de ruimste zin van het woord aan behoeftige vrijmetselaren en/of vrijmetselaarsorganisaties, arbeidende onder het Groot Oosten der Nederlanden of onder het Ordeverband, dat daarvoor eventueel in de plaats mocht treden. 4. Het bestuur van de Stichting bestaat blijkens de statuten uit vier mannelijke en drie vrouwelijke bestuursleden, genaamd regenten. De regenten worden als volgt benoemd. Voor wat betreft de mannelijke bestuursleden: één door het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetselaren onder het Groot Oosten der Nederlanden, één door het Opperbestuur der Hoge Graden in Nederland, één door de Kamer van Administratie van den Meestergraad en één door het bestuur der Loge "La Flamboyante" en voor wat betreft de vrouwelijke bestuursleden: één door het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetselaren onder het Groot Oosten der Nederlanden en twee door het bestuur van de Loge "La Flamboyante" (hierna: de Loge). In de statuten van de Stichting is geen regeling opgenomen voor het ontslag van de regenten. 5. Blijkens het Huishoudelijk Reglement van de Stichting vergadert het bestuur twee keer per jaar, te weten in mei en in november en voorts zo vaak de voorzitter van de stichting het nodig oordeelt. In spoedeisende gevallen kunnen de regenten anders dan in een vergadering worden geraadpleegd. In het Huishoudelijk Reglement is verder een regeling opgenomen aangaande de wijze van vergaderen, van besluitvorming en van vastlegging van de besluitvorming. Ten aanzien van de te volgen werkwijze rondom steunaanvragen vermeldt artikel 3 sub b. van het Huishoudelijk Reglement het volgende: "Een schriftelijke steunaanvrage wordt, gezien de vertrouwelijke aard daarvan, niet als vergaderstuk aan de Regent(ess)en toegezonden. De secretaris zal er voor zorg dragen, dat voor ieder der Regent(ess)en een kopie van de aanvrage beschikbaar is tijdens de vergadering, waarin deze wordt besproken. (..)" 6. X is op 19 mei 1999 door de Loge benoemd als regentes van de Stichting. Na het verstrijken van de eerste zittingsperiode van drie jaren is X op 15 mei 2002 herbenoemd door de Loge. 7. Bij brief van 13 mei 2003 heeft de Stichting als volgt aan X bericht: "In goede orde ontvingen wij uw brief van 10 mei 2003 met het verzoek u een agenda te sturen voor de eerstvolgende vergadering van het bestuur van de "De Veer Stichting". (..) In dit verband herinneren wij u er aan dat uw benoemende instantie, het bestuur van de loge "La Flamboyante" te Dordrecht, op 17 april 2003 uw benoeming als regent van de "De Veer Stichting" schriftelijk heeft ingetrokken. Vanaf die datum bent u dus niet langer bestuurslid van onze stichting en is er voor ons bestuur geen enkele reden u de agenda voor onze vergaderingen te sturen. Intussen heeft het bestuur van "La Flamboyante" een ander bestuurslid in uw plaats benoemd." 8. Bij brief van haar advocaat van 17 oktober 2003 heeft X de Stichting gesommeerd haar in de gelegenheid te stellen haar bevoegdheden uit hoofde van haar bestuurslidmaatschap uit te oefenen. 9. Aan deze sommatie heeft de Stichting geen gehoor gegeven. De vordering in conventie 10. X vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en alle uren de stichting te veroordelen om (I) X tijdig uit te nodigen voor alle vergaderingen van het stichtingsbestuur, haar de agenda voor deze vergaderingen toe te zenden, en haar, verschenen zijnde, toe te laten tot die vergaderingen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- te betalen aan X, voor iedere keer dat de stichting niet op geheel behoorlijke wijze aan het ten deze te wijzen vonnis zal voldoen; (II) X, binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis, in het bezit te stellen van alle notulen, agenda's en stukken die aan de overige bestuursleden zijn toegezonden voor de vergaderinge(n) die hebben plaatsgevonden zonder dat X was uitgenodigd, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- te betalen aan X, indien de stichting niet aan het ten deze te wijzen vonnis zal voldoen en (III) de stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure. Zij stelt daartoe - kort samengevat - het volgende. 11. In de statuten van de Stichting is een regeling opgenomen voor de benoeming van bestuursleden. Voor het ontslag van bestuursleden bevatten de statuten echter geen regeling. Omdat benoeming en ontslag afzonderlijk worden genoemd in art. 2:286 lid 4 BW, houdt de bevoegdheid tot benoeming van bestuurders niet mede bevoegdheid tot ontslag in. Hieruit volgt dat het ontslag van X slechts mogelijk is via de gerechtelijke procedure ex art. 2:298 BW en dan alleen indien X zich schuldig zou hebben gemaakt aan de gedragingen genoemd in het eerste lid van eerdergenoemd artikel. Daarvan is geen sprake. Gelet op het voorgaande is het ontslag van X niet rechtsgeldig, zodat zij in de gelegenheid dient te worden gesteld haar bevoegdheden als regentes uit te oefenen. Het verweer in conventie 12. De Stichting heeft de vordering gemotiveerd weersproken en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van X in de kosten van het geding in conventie. De inhoud van haar verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven. De (voorwaardelijke) vordering in reconventie 13. De Stichting vordert, na wijziging van eis, primair om het ontslag van X door de Loge te bekrachtigen c.q. te oordelen dat dit ontslag rechtsgeldig is gegeven; subsidiair om X als bestuurder per een in goede justitie te bepalen datum te ontslaan als bestuurder van de Stichting en meer subsidiair X te schorsen als bestuurder van de Stichting in afwachting van de uitspraak van de bodemrechter in een binnen 3 maanden aanhangig te maken procedure tot ontslag ex art. 298. De vordering van de Stichting is voorwaardelijk ingesteld, dat wil zeggen voor het geval de vordering van X in conventie geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen. Het verweer in reconventie 14. X heeft de vordering gemotiveerd weersproken. De inhoud van haar verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven. De beoordeling van het geschil in conventie 15. Allereerst concludeert de Stichting tot niet-ontvankelijkheid van X in haar vordering. Daartoe stelt de Stichting primair dat X niet haar, maar de Loge had moeten dagvaarden, nu de Loge X heeft benoemd en deze benoeming vervolgens ook heeft ingetrokken. Subsidiair stelt de Stichting dat X in ieder geval ook de Loge had moeten dagvaarden. Ten aanzien van dit verweer geldt het volgende. De vorderingen van X in de onderhavige procedure zijn weliswaar gegrond op de stelling dat het door de Loge gegeven ontslag niet rechtsgeldig is, echter de vorderingen zelf strekken - kort gezegd - tot toelating ter vergadering en terhandstelling van de vergaderstukken. Nu X zich op het standpunt stelt nog steeds bestuurslid van de Stichting te zijn en het de Stichting is die oproept voor de vergaderingen en de vergaderstukken opstelt c.q. verspreidt (zie 5.), kan X worden ontvangen in haar vorderingen tegen de Stichting. Bij het subsidiaire verweer heeft de Stichting geen belang. 16. Voorts betwist de Stichting dat X een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij heeft pas in november 2003 de dagvaarding uitgebracht, terwijl in november 2002 reeds sprake was van een geschil, hetgeen in januari 2003 door de voorzitter van de Stichting is bevestigd, waarna op 17 april 2003 het ontslag door de Loge volgde. Ter zitting is gebleken dat partijen voorafgaand aan de novembervergadering van 2003 hebben getracht in der minne overeenstemming te bereiken. Nu dit niet is gelukt heeft X - in het licht van haar standpunt dat zij nog steeds bestuurslid is van de Stichting, terwijl zij door de Stichting niet in de gelegenheid wordt gesteld de aan het bestuurslidmaatschap verbonden zijnde rechten en plichten uit te oefenen - spoedeisend belang bij haar vorderingen. Dit geldt temeer nu blijkens het bepaalde in het Huishoudelijk Reglement de mogelijkheid bestaat dat de voorzitter een buitengewone vergadering uitroept, dan wel tussentijds een oordeel van de bestuurders over een spoedeisende steunaanvraag verlangt (zie 5.). 17. Derhalve ligt thans ter beoordeling voor of de intrekking van de benoeming door de Loge rechtsgeldig is. In dit verband is van belang dat er voor stichtingen geen wettelijke bepaling bestaat die een regeling geeft voor het ontslag van een bestuurder door het orgaan dat hem heeft benoemd. Aangezien de statuten daaromtrent evenmin een regeling bevatten dient te worden beoordeeld of de benoemingsbevoegdheid die de Loge toekomt tevens de bevoegdheid tot ontslag inhoudt. 18. Vast staat dat de benoemende organisaties - gezien de doelstelling van de Stichting - een bijzondere relatie met de Stichting hebben. Deze bijzondere relatie brengt mee dat er tussen de benoemende instanties en de door hen afgevaardigde leden een vertrouwensrelatie bestaat. Naar voorlopig oordeel dient onder deze omstandigheden te worden aangenomen dat de aan de Loge toegekende benoemingsbevoegdheid tevens de ontslagbevoegdheid inhoudt voor het geval eerdergenoemde vertrouwensrelatie verstoord raakt, waarvan - naar onbetwist door de Stichting is aangevoerd - thans sprake is. Dat de Loge voorafgaand aan het nemen van haar besluit tot intrekking van de benoeming van X hierover overleg heeft gehad met de Stichting doet daaraan niet af. Ook de omstandigheid dat X niet eerder dan met de ontvangst van de brief van de Stichting van 13 mei 2003 (zie 7.) op indirecte wijze van haar ontslag kennis heeft kunnen nemen, maakt dit niet anders. De vorderingen van X dienen dan ook te worden afgewezen. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking. 19. Als de in het ongelijk gestelde partij zal X met de kosten van de procedure worden belast zoals hierna vermeld. in reconventie 20. Nu de voorwaarde waaronder de vordering door de Stichting is ingesteld niet is vervuld, behoeft de reconventionele vordering niet te worden beoordeeld De beslissing in kort geding De voorzieningenrechter: in conventie: Wijst de vorderingen van X af; Veroordeelt X in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Stichting bepaald op € 703,-- aan salaris van de procureur en € 205,-- aan verschotten (griffierecht); in reconventie: Verstaat dat de voorwaarde waaronder de Stichting de vordering heeft ingesteld niet is vervuld. Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 2003. 1